Maandag durfde ik eindelijk weer eens richting het ziekenhuis te bellen om een afspraak te maken voor de nacontrole. Niet dat het eng is om naar het ziekenhuis te gaan, maar als je maandenlang vaker de drempel van het ziekenhuis over moest dan je lief was, is de stap blijkbaar toch groot om die afspraak daadwerkelijk te maken. Eergisteren was het gelijk al zover. Ik had de wekker vroeg gezet, zorgde ervoor dat Luuk op tijd zijn fles kreeg en plande alles tot in de puntjes in om maar op tijd in het ziekenhuis te zijn. En het lukte zowaar, we liepen maar 5 minuten vertraging op (waar deze plan-mama uiteraard rekening mee had gehouden..) en stonden 5 minuten voor de afspraak bij de balie om ons aan te melden.
Dat wij te vaak in het ziekenhuis kwamen de laatste 2 maanden van de zwangerschap werd gisteren al snel weer duidelijk. “Ah mevrouw S., daar bent u weer! Eindelijk is de kleine man er dan!” worden we begroet bij de zusterpost op de poli verloskunde. En geloof me, zo wordt menig patiënt absoluut niet ontvangen. Terwijl de ene zuster na de andere haar hoofd in de kinderwagen duwt om Luuk te bewonderen praat ik in het kort de dames even bij over de afgelopen weken. “Tjee meid, wat hadden we met je te doen. En wat zie je er nu goed uit!”. Ik zie nieuwsgierige blikken uit de wachtkamer komen en zie ineens een bijna-hoogzwangere dame zitten, met wallen tot onder haar oksels, met een leeg bekertje van de GTT (de suikertest) voor zich en aan alles kun je zien dat ze geen makkelijke zwangerschap heeft. Naast haar zit een stel dolgelukkig naar hun net gemaakte echo-foto’s te kijken en ik zie de mevrouw die het moeilijk heeft, vol afschuw, maar misschien ook jaloezie naar dat gelukkige stel kijken. Ik krijg bijna de behoefte om op haar af te rennen en haar te vertellen dat het echt goed gaat komen. Nog even doorbijten, die bevalling door komen en dan is het klaar. Echt!
Want tja, zo zaten wij er zelf ook bij die laatste weken. Elk ziekenhuis bezoek constant wachten. Elke lamp, elke scheur in de muur, elk schilderijtje, elke vlek op de tafels in de wachtkamer. Ik kan ze wel dromen. En die angst elke keer, of ze je nog wel naar huis zouden laten gaan, want die zwangerschapsvergiftiging sluimerde door mijn lichaam, maar wachtte het juiste moment af om door te zetten. Terwijl ik terug denk aan die verschrikkelijke laatste weken hoor ik wat gemurmel uit de kinderwagen komen. Luuk strekt zich uit en ik zie om me heen wat zwangere dames zwijmelend onze kant op kijken. “Mevrouw S.?” De gynaecoloog staat met een brede lach klaar om ons te ontvangen. Hij schudt me de hand en samen lopen we zijn kamer in. Hij duikt ook gelijk de kinderwagen in. “Was hij het waard?” is zijn eerste vraag. En of hij het waard is. Maar zo’n zwangerschap wil ik nooit meer.
We praten wat over hoe het gaat, hoe ik me voel en hoe Luuk het doet. Wat het consultatiebureau van Luuk vindt en hoe het komt dat de borstvoeding niet geslaagd is. En dan komen we op hét onderwerp. De bevalling. Hoe heb ik het ervaren? Ik vertel eerlijk dat ik het niet zo goed weet. Ik ben stukken kwijt en heb ernstig de behoefte aan het compleet maken van het hele verhaal, alleen dan kan ik het een plekje geven en kunnen we weer vooruit kijken. Stapje voor stapje nemen we de hele bevalling door, ik stel mijn vragen, hij verteld waarom er bepaalde beslissingen genomen werden. En ineens besef ik me dat het eigenlijk wel goed is gegaan. Ja, het was zwaar. Ongelooflijk zwaar. Niet iedere vrouw hoeft godzijdank 1,5 uur te wachten tot een ruggeprik een keer goed gezet wordt en aan het einde van de rit 2 uur lang persweeën weg te puffen. Maar ik heb het mooi wel geflikt, waar ik de kracht vandaan haalde geen idee, volgens mij uit het uiterste puntje van mijn tenen, maar het is gelukt. En het resultaat mag er zijn. Er wordt nog even naar het hechtwerk van mevrouw de verloskundige gekeken, maar mijn onderkantje is gelukkig helemaal genezen en zal gewoon weer moeten werken. Fijn. Om het gesprek nog een leuk (kuch) einde te geven, vertelde meneer de gynaecoloog nog even wat de eventuele gevolgen kunnen zijn van een zwangerschapsvergifting. Die zijn niet mis. Een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en 15% kans op het terugkeren van de vergiftiging tijdens een volgende zwangerschap. Dat je door een zwangerschapsvergiftiging extra kans maakt op hart- en vaatziekten dat was een grote verrassing. Ergens logisch, maar toch. Gelijk krijg ik de vraag of ik mee wil doen aan een onderzoek aan de gevolgen van die zwangerschapsvergiftiging. Ja hoor, kom maar op. Over een paar maanden wordt ik dus opgeroepen en nog even helemaal de malle medische molen doorgehaald, met uitgebreide hart en bloed controles. Ook wordt ik nog even met mijn neus op de feiten gedrukt over het zwangerschapsdiabetes verhaal. Maar daarover hoor ik eind mei op de diabetes poli meer, als ik er maar rekening mee hou dat ik 50% kans heb om binnen nu en 5 jaar diabetes type 2 te ontwikkelen. Gezellig, kan er ook nog wel bij!
Verder praten we nog even over wat ik moet doen voor een eventuele volgende zwangerschap (duurt nog ff hoor..!) en bij welke specialisten ik dan eerst nog even langs moet gaan, er is niks spontaans meer aan.. En zo komen we op het punt dat mijn dossier gesloten gaat worden. “Wat een wereld van verschil met de laatste keer dat ik u zag. Nu begrijp ik nog beter hoe slecht u zich die dag van de opname heeft moeten voelen. U ziet er goed uit. Geniet van Luuk en ik hoop dat u in de toekomst misschien een veel prettigere zwangerschap mag ervaren.” En zo nemen we afscheid. Ik krijg van de zuster nog een uitgebreid verslag mee van de bevalling, zwaai nog een keer naar de dames die onze ziekenhuis bezoekjes daar waar het kon, toch erg prettig gemaakt hebben en draai me om richting uitgang. Deze keer mag ik zonder dikke buik, maar achter een kinderwagen waarin een prachtkind ligt te slapen het ziekenhuis vertrekken. Ik loop de lange gang uit en kijk nog een keer achterom. Dag poli verloskunde. Ik hoop tot ziens, maar wel op een gezelligere manier.
Thuis lees ik met een glimlach het verslag van de bevalling door. Vol met notities van de verloskundigen. Met op het eind; “Sneller dan gedacht is daar ineens jongen Luuk.” Ik denk terug aan het moment dat de verloskundige zei dat ik het, na 2 uur lang helemaal niks te mogen doen, mocht proberen, het persen. Een kwartier lang. Aan alles merkte ik dat als ik het in dat kwartier niet zou flikken ik direct richting OK gereden zou worden, zodat Luuk er door middel van een keizersnede uitgehaald zou worden. Daar heb ik niet al uren pijn voor liggen lijden. Ik pers, neem nog een hap lucht en pers nog een keer. Eigenlijk heb ik hier helemaal de kracht niet meer voor, maar ik. wil. niet. naar. die. rot. OK. Daar komt weer zo’n rot wee aan. Ik haal heel diep adem en probeer onze zoon eruit te duwen. Het brand. Het doet zeer. Maar het moet! De verloskundige zegt dat het goed gaat. Ik vraag haar of het nog lang gaat duren en of ik hem er misschien bij de volgende wee uit kan krijgen. “Ik denk het niet, maar het gaat de goede kant op” krijg ik als reactie. En ik denk bij mezelf, wat nou, je denkt het niet. Ik ben er helemaal klaar mee. Daar komt alweer zo’n vervelende rot wee aan. Ik wacht tot ik het bijna niet meer hou, neem een enorme hap lucht en pers. “Duw maar, duw maar, duw maar, duw maar” wordt ik aangemoedigd. Ik neem nog een hap lucht en pers nog harder. Net even door die pijn heen. Bijna denk ik dat de wee klaar is, tot ik iemand hoor zeggen dat die wee nog niet klaar is. Ik neem mijn laatste hap lucht, als het nu niet lukt, dan moeten ze me toch maar wegrijden, want ik kan niet meer. Ik pers en ik pers harder. En ineens hoor ik “zuchten! zuchten! zuchten!” En nog geen 2 tellen later wordt er een heel warm klein lijfje op mijn buik gelegd. Hij is er. “Jeetje, ik kreeg niet eens de tijd om mijn handschoenen aan te trekken” zegt de verloskundige met een lach. Het grote verwerken is begonnen…
]]>